Ds. Angus Stewart
Vanaf de preekstoel in veel kerken worden vaak uitspraken gehoord als: “God doet al het mogelijke om ons aan te zetten tot het maken van de juiste keuze.” Als dit waar is, waarom heeft God dan bepaald dat velen het Evangelie nooit horen? Waarom heeft Hij van eeuwigheid in vele kerken vele valse onderwijzers “verordineerd” (“te voren opgeschreven”, Statenvertaling) om een onwaar evangelie te prediken (Judas 4)? Hoe zal dit mensen aanzetten te geloven? Waarom verhardde God het hart van Farao (Ex. 4:21) indien Hij wilde dat hij zich zou bekeren? Wat bedoelde Paulus toen hij schreef: “verhardt dien Hij [God] wil” (Rom. 9:18)? Waarom bad David: “Laat hun ogen duister worden, dat zij niet zien” (Ps. 69:24)? Indien God al het mogelijke doet om iedereen tot bekering te brengen, waarom zegt de Schrift dan: “God heeft hun gegeven een geest des diepen slaaps; ogen om niet te zien, en oren om niet te horen” (Rom. 11:8)? Indien God “al het mogelijke” doet om iedereen tot de zaligheid te brengen, waarom heeft Hij dan niet iedereen uitverkoren en roept hen onweerstaanbaar tot het geloof? De god die alles doet wat hij kan om iedereen tot de zaligheid te brengen en er toch niet in slaagt, is niet de almachtige God van de Bijbel, Die “doet naar Zijn wil met (…) de inwoners der aarde, en er is niemand die Zijn hand afslaan of tot Hem zeggen kan: Wat doet Gij?” (Dan. 4:35).
God werkt het geloof alleen in Zijn uitverkorenen door Zijn Heilige Geest, zoals de Westminster Geloofsbelijdenis verklaart in hoofdstuk 14 artikel 1: “De genade van het geloof, waardoor de uitverkorenen in staat worden gesteld te geloven tot redding van hun ziel, is het werk van de Geest van Christus in hun harten.”
De wil van de natuurlijke mens is door de satan gebonden. Hij neemt hen gevangen naar zijn wil (2 Tim. 2:26). Daarom is er “niemand die God zoekt” (Rom. 3:11). Alleen aan de uitverkorenen (Hand. 13:48) is het “uit genade gegeven in de zaak van Christus (…) in Hem te geloven” (Filipp. 1:29). Zelfs de oefening van het geloof (“te geloven”) is Gods gave (“is het gegeven”).
De Dordtse Leerregels, de gereformeerde belijdenis samengesteld door een groep van veel internationale theologen, zet het Bijbels onderwijs uiteen dat het geloof een gave is (hoofdstuk III/IV, artikel 14). “Zo is dan het geloof een gave Gods; niet omdat het aan den vrijen wil des mensen van God wordt aangeboden, (…) ook niet daarom dat God alleen de macht om te geloven zou geven, en daarna de toestemming of het daadwerkelijk geloven van den vrijen wil des mensen verwachten”. Integendeel, geloof is Gods gave “omdat het den mens metterdaad wordt medegedeeld, ingegeven en ingestort” en “omdat Hij, Die daar werkt het willen en het werken (…) teweegbrengt beide, den wil om te geloven en het geloof zelf.”