Menu Close

Was de bekering van Ninevé echt? / Was Nineveh’s Repentance Real?

   

Ds. Ron Hanko

De vraag voor dit artikel in de nieuwsbrief[1] is: “Ik heb uw artikel over Jona en Ninevé gelezen in de Standard Bearer[2] (15 oktober 2021), maar kunt u bewijzen dat de bekering van de mensen van Ninevé oprecht was en dat zij in Christus geloofden, Die de enige weg ter verlossing is? Predikte Jona Christus? Niets in die geschiedenis bewijst dit.”

Was de bekering van de Ninevieten oprecht? Was het slechts “de droefheid der wereld”, die de dood werkt, alleen maar een droefheid om de gevolgen van hun zonden en om de hun bedreigde verwoesting? Of was het een “droefheid naar God” (2 Kor. 7:10)? Velen, zoals Hugh Martin in zijn commentaar op Jona, geloven niet dat het oprecht was.

Er is duidelijk bewijs dat het berouw van Ninevé oprecht was. Ten eerste is er het getuigenis van Jezus in Matthéüs 12:41 (Lukas 11:32): “De mannen van Ninevé zullen opstaan in het oordeel met dit geslacht en zullen hetzelve veroordelen; want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona; en zie, meer dan Jona is hier.” In de woorden van Christus is geen aanwijzing dat hun bekering niet echt was. Waar het woord ”bekeerd” in het Nieuwe Testament gebruikt wordt, wordt een echte, geestelijke bekering, gewerkt door de Geest van God, bedoeld.

In Mattheüs 12 richt Jezus Zich tot een “boos en overspelige geslacht” (v. 39) die weigerde, vanwege hun eigengerechtigheid, te geloven en zichzelf te vernederen. Ze begeerden een teken van Christus om zich te bekeren en te geloven. Jezus zegt hen dat er geen teken gegeven zou worden, dan het teken van de profeet Jona en spreekt over de bekering van Ninevé als een getuigenis tegen hen. Indien het berouw van Ninevé niet oprecht geweest was, dan zou het geen getuigenis geweest zijn tegen die ongelovige Joden.

Ten tweede vernederden de Ninevieten zich voor God, riepen tot God en geloofden God (Jona 3:5-9). Dit laatste wijst er voornamelijk op, dat zij Jona’s prediking van het Goddelijke oordeel geloofden, maar het is ook het woord dat de Schrift gebruikt om het ware geloof, gewerkt door Gods Geest, te beschrijven. Ze hoorden Jona’s verkondiging, maar ze “geloofden aan God” (v. 5)! Omdat ze God geloofden, baden ze tot Hem en in het bidden vernederden ze zich voor Hem. Er kan geen twijfel over bestaan dat deze Ninevieten verlost zijn geworden tot bewijs van de heerlijke waarheid: “Het heil is des HEEREN” (2:9). God deed in Ninevé wat Hij in Israël niet deed vanwege de hardheid van hun hart en voortdurende afgoderij.

Het is duidelijk dat deze bekering slechts een korte tijd heeft geduurd, namelijk voor die generatie alleen. Binnen honderd jaar zouden de profeten Nahum en Zefanja opnieuw spreken over de boze wegen van Ninevé en de verwoesting ervan profeteren (Nah. 3:7; Zef. 2:13). In 612 v.Chr. zou Ninevé door de Meden worden verwoest.

Ninevé werd in zijn nageslachten niet verlost. God zette Zijn verbond met Ninevé in het Oude Testament niet voort. Dat zou onder de heidenen pas in de tijd van het Nieuwe Testament gebeuren. Niettemin toonde God de soevereiniteit van Zijn genade en voorzegde Hij in de bekering van Ninevé de nieuwtestamentische verlossing van de heidenen.

De Ninevieten zijn daarom een beeld van wat het Woord zegt in 1 Johannes 1:8-9: “Indien wij zeggen dat wij geen zonde hebben, zo verleiden wij onszelven, en de waarheid is in ons niet. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve en ons reinige van alle ongerechtigheid.” Moge God ons allen bekering ten leven schenken (zoals Hij het aan deze heidenen schonk) en deze genade niet van ons wegnemen (zoals Hij het van Israël heeft weggenomen)!

De verlossing van Ninevé toont ook het belang van de bekering. We kunnen niet van de zonde verlost worden, dan in de weg van bekering en door geloof in Christus. Verlossing laat ons niet in onze zonden, maar verlost ons zowel van de schuld als van de [heerschappijvoerende, vert.] kracht van de zonde. Berouw[3] is afkering van de zonde en het maakt deel uit van onze bekering tot God en van onze verlossing van de tegenwoordigheid en kracht van de zonde.

De lezer stelt echter een indringende vraag of Christus de Ninevieten is gepredikt. Zonder de prediking van Christus is er geen mogelijkheid tot oprechte bekering of geloof. De belangrijke tekst bij het beantwoorden van deze tweede vraag is Lukas 11:30: “Want gelijk Jona voor de Ninevieten een teken geweest is, alzo zal ook de Zoon des mensen zijn voor dit geslacht.”

Jona kan geen type van Christus zijn. Hij wordt in de Schrift ook niet als een type aangeduid, maar hij was een teken, een wonder of teken dat heenwees naar het grotere wonder of teken van Christus’ komst en werk. Dat is wat Christus bedoelt als Hij de drie dagen van Jona in de buik van de walvis vergelijkt met Zijn eigen drie dagen in het hart der aarde. Het ene wonder wijst vooruit naar het andere en grotere wonder.

Dat wonder van Jona’s bevrijding uit de buik van de vis werd onderdeel van zijn prediking in Ninevé, of hij het nu zo bedoelde of niet. Hij predikte niet alleen tot hen, maar hij was hen ook tot een teken. Het was dat teken, evengoed als Jona’s eigenlijke prediking, die God gebruikte voor de verlossing van de Ninevieten. Misschien is het juister om te zeggen dat Jona zelf, evengoed als het Woord dat uit zijn mond kwam, de preek was die hij in Ninevé predikte. Op die manier omvatte Jona’s prediking zowel de oproep van het Evangelie tot bekering als het goede nieuws van het Evangelie, namelijk de belofte dat al wie zich bekeert en gelooft, verlost zal worden. Zo predikte hij Christus tot hen.

Het moet ons niet verwonderen dat het Evangelie op die manier in Ninevé gepredikt werd. God zond in het Oude Testament niet alleen Zijn Woord door Zijn profeten, maar maakte hen heel vaak levende voorbeelden van het Woord dat zij brachten. Hoséa, die de opdracht kreeg om met een hoerachtige vrouw te trouwen, was een levende preek voor Israël in de dagen van Jerobeam de tweede, dezelfde koning in wiens dagen Jona profeteerde (Hos. 1). Ezechiël, die zo’n veertien maanden op zijn zij voor een ijzeren pan lag, was een teken en preek voor de Joden in de Babylonische ballingschap in de laatste dagen van het koninkrijk van Juda (Ez. 4:1-8).

Er zijn mensen die speculeren over Jona’s lichamelijke verschijning, nadat hij drie dagen in de buik van een vis had gezeten. Dit was een wonder en het Woord van God zegt ons niet hoe het in de buik van de vis was of iets over Jona’s toestand na die drie dagen. Niet zijn verschijning, maar wat er met Jona gebeurde, eerst onder de toorn van de HEERE[4] en vervolgens in zijn bekering, was voor de Ninevieten een teken van Gods gerechtigheid en van Zijn genade. Hoe de Ninevieten zijn geschiedenis te weten kwamen, is hier niet van belang, maar het was het teken, evenals de dreiging van verwoesting, dat hen op de knieën bracht.

Misschien was het teken krachtdadiger dan een daadwerkelijke voorstellen van de beloften, want de Ninevieten zouden een gedeelte als Jesaja 53, als het hen gepredikt werd, nauwelijks hebben begrepen. Velen in Israël, die wisten van de beloofde Messias, begrepen niet hoe Hij kon zijn “als een wortel uit een dorre aarde” of als een lam dat ter slachting werd geleid (v. 2, 7).

Maar de Ninevieten zouden uit Jona’s geschiedenis hebben begrepen dat de God die hij diende, de God van hemel en aarde en zee, anders was dan hun afgoden. Ze zouden Jona’s ongehoorzaamheid hebben begrepen en uit zijn verhaal hebben geleerd dat de God van Israël in staat was om zonde te straffen en dat ook deed. Zij zouden daarom bevreesd hebben geluisterd toen die man, die zo’n vreselijk oordeel had ondergaan, hun de noodzaak van de bekering predikte. Ze zouden ook uit Jona’s geschiedenis beseft hebben, dat de God van Israël, in tegenstelling tot de goden die ze dienden, een God was die niet alleen rechtvaardig maar ook genadig is, een God die in staat en bereid is om te verlossen. Ze zouden zelfs hebben begrepen dat er in Gods ogen geen onderscheid was tussen Jona, de Israëlieten, en henzelf.

Jona predikte dus in Ninevé door Woord en door voorbeeld. Dat wij, lerend van de geschiedenis van Jona, meer achting zouden mogen hebben voor de prediking van het Evangelie en ons er nederig aan onderwerpen, in de overtuiging dat Zijn Woord niet ledig wederkeert (Jes. 55:11). Dat we nooit zouden vergeten, hoewel het wordt gepredikt door zwakke en zondige mensen, het “een kracht Gods tot zaligheid” is voor allen die geloven (Rom. 1:16). Dat wij, door Gods verbazingwekkende genade uitgespuugd uit de buik van de hel[5], de prediking van het Woord mogen blijven bijwonen, zodat, als we in zonde vallen zoals Jona deed, ook wij door de kracht van het Woord weer op het pad van gehoorzaamheid mogen worden gezet. Hem zij alle eer en lof, aan Wie alleen de eer toekomt van zowel de middelen die Hij heeft ingesteld als hun goede vrucht (Dordtse Leerregels III/IV:17).


De Westminster geloofsbelijdenis: Van de bekering ten leven.

  1. De bekering ten leven is een Evangelische genade, de leer waarover elke dienaar van het Evangelie behoort te prediken, evenals over het geloof in Christus.
  2. Daardoor, vanwege het gezicht en het gevoel, niet alleen van het gevaar, maar ook van de vuilheid en verfoeilijkheid van zijn zonden als strijdig met de heilige natuur en rechtvaardige wet van God, en van het besef van Zijn genade in Christus tot zulken die boetvaardig zijn, treurt een zondaar zodanig over zijn zonden en haat die, dat hij zich van die alle tot God keert, zich tot Hem richt en tracht met Hem te wandelen in alle wegen van Zijn geboden.
  3. Hoewel niet moet worden gerust in de bekering als enige voldoening voor de zonde, of als enige oorzaak van de vergeving daarvan, die een daad is van Gods vrije genade in Christus; maar het is voor alle zondaars zo noodzakelijk, dat niemand zonder dat vergeving mag verwachten.
  4. Daar er geen zonde zo klein is of die verdient de verdoemenis, zo is er ook geen zonde zo groot, dat ze verdoemenis zou kunnen brengen over hen die zich waarlijk bekeren.

Voor meer Nederlandstalige artikelen, klik hier.

[1] “Covenant Reformed News”, maart 2022, jaargang 18, nummer 23 [vert.]
[2] “The Standard Bearer” is het kerkelijk orgaan van The Protestant Reformed Church (in Amerika) [vert.]
[3] Het Engelse woord “Repentance” kan zowel bekering als berouw betekenen afhankelijk van de context. Uit het verband van deze zin heb ik hier voor “berouw” gekozen [vert.]
[4] Engels: Jehovah [vert.]
[5] “Belly of hell”, Jona 2:2 volgens de King James Version [vert.]
Show Buttons
Hide Buttons