Ds. Ron Hanko
Onze vraag voor deze aflevering van onze Nieuwsbrief is: “Ziende dat de doop een teken en zegel van het verbond en de verbondsbelofte is, en dat alleen de uitverkorenen in het verbond zijn en zij, en zij alleen, in Gods beloften begrepen zijn en de verworpenen niet, waarom wil God dan toch dat alle kinderen van de gelovigen gedoopt worden?”
De lezer van onze Nieuwsbrief heeft gelijk dat alleen de uitverkorenen in het verbond zijn. Galaten 3:29 is duidelijk: ‘En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen.’ Het zaad van Abraham is een geestelijk zaad, dat niet wordt bepaald door de lichamelijke afstamming van Abraham, maar door het geloof in Abrahams God. Allen die geloven, zijn geestelijke kinderen van Abraham (7) en kinderen van God (26). Alleen deze geestelijke kinderen van Abraham zijn erfgenamen naar de belofte. De belofte is de verbondsbelofte: Ik zal uw God zijn en gij zult Mijn volk zijn (Lev. 26:12; Jer. 30:22). Die belofte werd in Genesis 17:1-7 aan Abraham gedaan en via hem aan al zijn geestelijke nakomelingen. Zij zijn het die Christus toebehoren door de uitverkiezing en door het bloed der verzoening. Zij alleen zijn in het verbond en zij alleen zijn erfgenamen naar de belofte.
De lezer die deze vraag heeft gesteld, heeft ook gelijk dat de belofte van God, de belofte van het verbond, ook alleen voor de uitverkorenen is. Net als het verbond zelf wordt de belofte niet voorwaardelijk aan alle gedoopte kinderen gedaan, maar alleen aan de uitverkorenen. Het is niet, zoals sommigen hebben gezegd, een kwitantie die door God aan alle gedoopte kinderen wordt aangeboden, een kwitantie die ze moeten tekenen voordat ze geldig wordt en betaalbaar is aan de houder ervan. Handelingen 2:39 leert ons dat de belofte alleen voor de uitverkorenen is en niet voorwaardelijk voor alle gedoopte kinderen: ‘Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen die daar verre zijn, zovelen als er de Heere onze God toe roepen zal.’ De belofte is voor hen die God roept, en zij worden altijd onweerstaanbaar en krachtdadig geroepen. Zij zijn daarom de uitverkorenen.
De dwaling van de algemene verbondsvisie[1] ontkent elk verband tussen het verbond en de uitverkiezing, en ook veel gereformeerde theologen aarzelen om zo’n verband te leggen. De algemene verbondsvisie leert dat gedoopte kinderen uitverkoren kunnen zijn, maar toch naar de hel gaan ingeval van verbondsontrouw. Zij kunnen uitverkoren zijn en buiten het verbond eindigen. Anderen willen een verbond dat in zekere zin geldt met alle gedoopte kinderen en niet alleen met de gedoopte kinderen die uitverkoren zijn. Zo leren ze een voorwaardelijk verbond, dat wil zeggen met alle gedoopte kinderen, maar afhankelijk van hun geloof en gehoorzaamheid.
Romeinen 9:6 gaat hier als volgt op in: ‘Doch ik zeg dit niet alsof het woord Gods ware uitgevallen. Want die zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn.’ Gods Woord in het verband heeft de beloften als inhoud, en het Israël aan wie de beloften toebehoren, wordt niet bepaald door de lichamelijke afstamming van Abraham, maar door de uitverkiezing. Alleen het ware Israël, het uitverkoren Israël, heeft de beloften. Dit is de conclusie van Paulus: ‘Wat dan? Hetgeen Israël zoekt, dat heeft het niet verkregen; maar de uitverkorenen hebben het verkregen, en de anderen zijn verhard geworden’ (Rom. 11:7).
Dat roept de vraag op: “Waarom wil God toch dat alle kinderen van gelovigen gedoopt worden”, als “de doop een teken en zegel van het verbond en de verbondsbelofte is”?
Het antwoord op deze betekenisvolle vraag is dat, net zoals het Evangelie gepredikt moet worden aan de niet-uitverkorenen, zo moeten ook de sacramenten, naar de raad en de wil van God, worden bediend aan vele niet-uitverkorenen. Het is natuurlijk onmogelijk om de sacramenten alleen aan de uitverkorenen te bedienen, net zoals het onmogelijk is om het Evangelie en haar roeping alleen aan de uitverkorenen te verkondigen. Alleen God kent volmaakt degenen die Zijnen zijn (2 Tim. 2:19). Sommigen proberen de prediking van het Evangelie en/of de bediening van de doop aan de uitverkorenen te beperken door een geloofsbelijdenis in Christus te eisen van allen die gedoopt worden, maar dit laatste garandeert niet dat het sacrament alleen aan de uitverkorenen wordt bediend.
Het is de dwaling van het hypercalvinisme om te proberen de prediking van het Evangelie en haar roeping tot de uitverkorenen te beperken, en de dwaling van de geloofsdoop om te proberen het sacrament van de doop alleen tot de uitverkorenen te beperken. Beide zijn onmogelijk. Niet alleen dat, maar God heeft Zijn soevereine doel in Zijn wil dat niet uitverkoren kinderen gedoopt worden. Hetzelfde doel heeft Hij met het doen uitgaan van de Evangelieroeping tot velen die niet uitverkoren zijn.
We mogen niet vergeten dat de sacramenten een zichtbaar en tastbaar Evangelie zijn dat de gekruisigde Christus verkondigt als de enige weg tot zaligheid. Wanneer het Evangelie wordt gepredikt, wil God dat velen het horen die niet uitverkoren zijn en die niet geloven. Hij wil dat ze horen tot hun verharding en veroordeling. Verhard in hun ongeloof en ongehoorzaamheid dienen ze ook Gods doel, net zoals Farao deed (Rom. 9:17-18). Door hun ongehoorzaamheid halen zij de gerechtvaardigde toorn van de HEERE over zichzelf. Zij zijn ook het middel dat Hij soeverein gebruikt om Zijn volk te tuchtigen, hen te verlossen van de goddeloze wereld waarin zij leven en hen gereed te maken voor eeuwige heerlijkheid.
Hetzelfde geldt voor de doop. Velen die gedoopt zijn, in plaats van “hun doop te verbeteren” (Grote Westminster Catechismus, A. 167), verwerpen alles wat de doop betekent, worden verhard in hun ontrouw en ongeloof, en brengen het oordeel van God over zichzelf. Dit gebeurt echter niet alleen tot hun verderf. Ze worden ook soeverein door God binnen de kerk gebruikt tot de uiteindelijke verlossing van de uitverkorenen. Hun haat tegen het Evangelie is vaak het begin van vervolging, een belangrijk hoewel benauwend onderdeel van Gods verlossing van Zijn kerk. Door dwalingen en goddeloos leven de kerk binnen te brengen, worden ze door God in de kerk gebruikt om het kaf van het koren te scheiden, om Zijn volk wakker te schudden uit geestelijke onverschilligheid en vadsigheid, en om de ontwikkeling van de waarheid te bevorderen.
1 Korinthe 11:19 zegt: ‘Want er moeten ook ketterijen onder u zijn, opdat degenen die oprecht zijn, openbaar mogen worden onder u.’ Zo is het met het Evangelie en zo is het ook met de sacramenten. In Gods doel om Zijn volk en Zijn kerk te verlossen, doet Hij alle dingen in volmaakte wijsheid om Zijn doel te bereiken en alle dingen tot hun bestemde einde te brengen. Degenen die niet geloven, zelfs niet onder het Evangelie en de sacramenten, die overeenkomen met de beschrijving van Judas 4, maken deel uit van dat alwijze plan. Zij zijn het kaf zonder hetwelk de tarwe niet groeien en rijpen kan.
Laten we dus niet aarzelen om het sacrament van de doop te bedienen aan alle kinderen van de gelovigen, terwijl we weten dat sommigen die het ontvangen niet tot Gods uitverkoren volk behoren. Laten we er ook niet voor terugdeinzen om het Evangelie te prediken waar en wanneer God ons de gelegenheid geeft, nooit aarzelen omdat we prediken voor een “gemengd”, publiek, maar erop vertrouwend dat het de kracht Gods zal zijn tot zaligheid voor allen die Hij heeft uitverkoren.
[1] In de Engelstalige wereld bekend onder de naam ‘Federal Vision’ [Vert.]
Covenant Reformed News, augustus 2023, jaargang 19, nummer 16