Menu Close

Wat betekent het ‘der wet gestorven’ te zijn? / What Does “Dead to the Law” Mean?

       

Ds. R. Hanko

In dit artikel vervolgen we ons antwoord op deze vraag: ‘Veel mensen geloven dat de zedelijke wet van God (samengevat in de Tien Geboden) samen met de Mozaïsche burgerlijke en ceremoniële wetten verouderd is. Ik weet dat dit een dwaling is. Wilt u hier alstublieft op ingaan in het Covenant Reformed News?’

Velen nemen aan dat de Schriftgedeelten, Romeinen 7:4 en Galaten 2:19, die de gelovige beschrijven als ‘der wet gestorven’ betekenen dat de wet, vooral zoals vastgelegd in de Tien Geboden, geen plaats heeft in het leven van de nieuwtestamentische gelovige. Romeinen 7:4 zegt: ‘Zo dan, mijne broeders, gij zijt ook der wet gedood door het lichaam van Christus, opdat gij zoudt worden eens Anderen, namelijk Desgenen Die van de doden opgewekt is, opdat wij Gode vruchten dragen zouden.’ Galaten 2:19 voegt hieraan toe: ‘Want ik ben door de wet der wet gestorven, opdat ik Gode leven zou.’

Wij geloven dat ‘der wet gestorven’ te zijn niet betekent ‘dood in elk opzicht’. De gelovige kan in sommige opzichten dood zijn voor de wet, maar in andere opzichten niet. Misschien klinkt dit voor sommigen als een woordenspel, maar het is Bijbels.

Als de Bijbel spreekt over ‘der zonde gestorven zijn’ (Rom. 6:2; vgl. 11), dan betekent dit dat we op sommige manieren dood zijn en op andere niet. De Schrift bedoelt dat we dood zijn voor de heerschappij van de zonde: ‘Want de zonde zal over u niet heersen; want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade’ (14; vgl. 12). We zijn nog niet dood voor de aanwezigheid en besmetting van de zonde in ons leven, zoals ieder van ons uit bittere ervaring weet. In één opzicht zijn we dood voor de zonde, maar in een ander opzicht niet.

Op dezelfde manier verstaan we dat de gelovige dood is voor de wet. Hij is dood voor de heerschappij van de wet, voor haar macht om hem te vervloeken en te veroordelen (Gal. 3:13), maar zijn verhouding tot de wet is niet beëindigd, alleen veranderd, fundamenteel veranderd en ten goede. Hij is ook dood voor de wet als een middel om gerechtigheid te verdienen, want hij is gerechtvaardigd in Christus door het geloof, maar dat betekent niet dat de wet geen rol speelt in zijn leven.

Galaten 2:19 zegt dat dit der wet gestorven te zijn, is door de wet. Wat een prachtige en beknopte verklaring van onze verhouding tot de wet. Doordat de wet ons overtuigt van zonde (zelfs dat kan niet zonder het werk van de Geest), sterven we aan de veroordeling van de wet, haar vloek, haar aandringen dat we de wet moeten houden om te leven. Zo drijft de wet ons naar Christus voor vergeving en (toegerekende) gerechtigheid. Alleen dan leven we voor God.

Dit is wat het Woord van God zegt in Romeinen 3:31: ‘Doen wij dan de wet teniet door het geloof? Dat zij verre; maar wij bevestigen de wet.’ Het feit dat we gerechtvaardigd worden door het geloof zonder de werken van de wet, betekent niet dat de wet is afgeschaft. In plaats daarvan wordt de wet ingesteld als de wijze waarop we onze zonde kennen en er dus van overtuigd zijn dat onze gerechtigheid alleen van Christus moet komen: ‘Daarom zal uit de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd worden voor Hem; want door de wet is de kennis der zonde’ (20).

De Bijbelteksten die zeggen dat de gelovige niet onder de wet is (Rom. 6:14-15; Gal. 5:18), moeten op dezelfde manier verstaan worden zoals we in het vorige artikel opmerkten. Galaten 3:23-4:7 gebruikt het voorbeeld van een kind in verhouding tot de wet van zijn ouders. Totdat hij volwassen is, is hij niet beter dan een slaaf die onder voogden en verzorgers staat, hoewel hij erfgenaam van alles is (4:1-3). Wanneer hij volwassen is, wordt hij bevrijd van die ‘slavernij’ en treedt hij de vrijheid binnen die altijd al de zijne was, maar die hij in zijn jeugd niet ten volle genoot (vgl. 4-7).

Zo is het ook met de gelovige in verhouding tot de wet. Totdat hij zijn plaats in Christus gevonden heeft en in Christus de volheid van de aanneming tot zonen ontvangt, is de wet een tuchtmeester om hem tot Christus te brengen (3:24). Hoewel hij in het voornemen van God de erfgenaam van alle dingen is, is hij onder de wet, totdat het voogdschap en het regentschap van de wet dienen om hem tot Christus te brengen. Dan verandert zijn verhouding tot de wet fundamenteel en wordt de wet, die zijn meester leek te zijn, zijn dienaar, die hem van dienst is in het kennen van zijn zonde en in de weg van dankbare gehoorzaamheid aan God.

Het feit alleen al dat Paulus de wet beschrijft als een tuchtmeester om ons tot Christus te brengen, houdt in dat de wet niet afwezig is in het leven van een kind van God. Zelfs voordat hij behouden is, heeft de wet zijn functie, hoewel zijn verhouding tot de wet verandert wanneer hij door Gods wonderbaarlijke genade in levende gemeenschap met Christus wordt gebracht. De wet blijft echter ook nadat we behouden zijn een rol spelen, maar niet als iets dat over ons heerst, maar als een vertrouwde raadgever. Zo is het ook met voogden, verzorgers en tuchtmeesters. Als we niet langer onder hun gezag staan, kunnen ze vertrouwde adviseurs en raadgevers worden, en dat gebeurt ook vaak.

Galaten 2:19, een van de Schriftgedeelten waarin gesproken wordt over ‘der wet gestorven’ te zijn, zegt feitelijk dat de wet nog steeds een plaats heeft in het leven van het kind van God: ‘Want ik ben door de wet der wet gestorven, opdat ik Gode leven zou.’ Het is de wet zelf die ervoor zorgt dat ik dood ben voor de wet. Dit wordt soms beschreven als het eerste gebruik van de wet, namelijk ‘door de wet is de kennis der zonde’ (Rom. 3:20).

Dit wil natuurlijk zeggen dat er één ding is dat de wet niet kan doen. Ze kan ons niet rechtvaardigen voor God: ‘Want hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos was, heeft God, Zijn Zoon zendende in gelijkheid des zondigen vleses, en dat voor de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees; Opdat het recht der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest’ (8:3-4). Zelfs toen was het probleem niet een of ander gebrek of tekort in de wet. Het probleem zat in ons. De wet was ‘door het vlees krachteloos’, dat wil zeggen, vanwege onze zondige natuur.

Er zijn andere dingen die de wet niet kan doen. De wet toont ons onze zonde, maar kan ons er niet van weerhouden om te zondigen. De wet leert ons hoe we God dankbaar moeten zijn, maar kan ons niet dankbaar maken. De wet openbaart onze behoefte aan Christus, maar we zullen Hem niet omhelzen als de Geest niet in ons hart werkt. Het laat ons zien wie God is en wat het betekent om rechtvaardig te leven, dat wil zeggen in overeenstemming met Zijn eer en majesteit, maar het kan zichzelf niet in onze harten schrijven en ons niet geven wat we nodig hebben om rechtvaardig te leven. Het is op zijn best een dienaar van de vrijgekochte en verloste christen, en een dienaar met beperkte verantwoordelijkheden en plichten.

Romeinen 7 bevestigt ook de plaats van de wet in het leven van het kind van God, dat wil zeggen, als men, zoals wij, onder de mens van Romeinen 7 het wedergeboren en vernieuwde kind van God verstaat. Paulus, sprekend als een verloste en vernieuwde, zegt: ‘Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Dat zij verre. Ja, ik kende de zonde niet dan door de wet; want ook had ik de begeerlijkheid niet geweten zonde te zijn, indien de wet niet zeide: Gij zult niet begeren. Maar de zonde, oorzaak genomen hebbende door het gebod, heeft in mij alle begeerlijkheid gewrocht; want zonder de wet is de zonde dood. En zonder de wet, zo leefde ik eertijds; maar als het gebod gekomen is, zo is de zonde weder levend geworden, doch ik ben gestorven. En het gebod, dat ten leven was, hetzelve is mij ten dood bevonden. Want de zonde, oorzaak genomen hebbende door het gebod, heeft mij verleid en door hetzelve gedood. Alzo is dan de wet heilig, en het gebod is heilig en rechtvaardig en goed. (7-12).

Paulus’ uitspraken over de wet mogen niet worden weggewuifd. De wet is geen zonde; zij is niet slecht. Paulus geeft zelf toe dat hij de zonde niet kende, dan door de wet. De wet is heilig en rechtvaardig en goed, zegt hij. Dat is een heel andere mening over de wet dan van degenen die de wet helemaal afwijzen. Aan het einde van het hoofdstuk zegt hij opnieuw: ‘Want ik heb een vermaak in de wet Gods naar den inwendigen mens’ (22). Het is onmogelijk om deze verwijzing naar de inwendige mens te begrijpen als een verwijzing naar iets anders dan de nieuwe mens in Christus, het wedergeboren en vernieuwde kind van God.

Onze Heidelbergse Catechismus vermeldt de twee belangrijkste doeleinden van de wet voor christenen: ‘Eerstelijk, opdat wij ons leven lang onzen zondigen aard hoe langer hoe meer leren kennen, en des te begeriger zijn om de vergeving der zonden en de gerechtigheid in Christus te zoeken. Daarna, opdat wij zonder ophouden ons benaarstigen, en God bidden om de genade des Heiligen Geestes, opdat wij hoe langer hoe meer naar het evenbeeld Gods vernieuwd worden, totdat wij tot deze voorgestelde volkomenheid na dit leven geraken (antwoord 115).

Persoonlijk vind ik het moeilijk om het verzet van sommigen tegen de wet te begrijpen. De wet gelezen, bestudeerd, geleerd, de wet leert mij de dwaasheid van de zonde nu ik geneigd ben om zorgeloos te zijn. De wet herinnert me eraan wat God voor mij heeft gedaan in Christus, Die de wet volmaakt heeft onderhouden om mij een kleed der gerechtigheid te geven en om een volmaakt verzoenend plaatsvervanger te zijn voor mijn ongehoorzaamheid en eigenzinnigheid. De wet laat me ook zien hoe ik mijn dankbaarheid moet uiten aan Hem Die mij verlost heeft uit het Egypte van deze wereld en het huis van de slavernij der zonde.

Maar als ik mijn zonde zie en mijn behoefte aan verbetering[1] en heiligheid, wend ik mij niet tot de wet maar tot Christus. Als ik in de wet zie hoe dankbaar ik zou moeten zijn, ontdek ik dat ik niet eens dankbaar kan zijn zonder de genade en Geest van mijn Zaligmaker. Hoewel de wet dient om mij te wijzen op de volmaakte gehoorzaamheid van Christus, vind ik de enige bron van gehoorzaamheid in Hem en niet in de wet.

[1] Zie 2 Tim. 3:16 (vert.)

Covenant Reformed News, oktober 2024, jaargang 20, nummer 7

Voor meer Nederlandstalige artikelen, klik hier.

 

Show Buttons
Hide Buttons