Ds. R. Hanko
In dit artikel komen we terug op het verzoek van een lezer uit Wales: ‘Veel mensen geloven dat de zedelijke wet van God (samengevat in de Tien Geboden) samen met de Mozaïsche burgerlijke en ceremoniële wetten verouderd is. Ik weet dat dit een dwaling is. Wilt u hier alstublieft op ingaan in het Covenant Reformed News?’
Een van de argumenten tegen de Tien Geboden als wet voor nieuwtestamentische christenen is, dat het vierde gebod nooit wordt herhaald in het Nieuwe Testament, hoewel alle andere geboden wel worden herhaald. Het is een deel van hun argument dat alleen de voorschriften van het Nieuwe Testament, die zij beschouwen als de wet van Christus, verplicht zijn voor nieuwtestamentische christenen. Al zijn veel van die voorschriften ook te vinden in de Tien Geboden, de zedelijke wet, ze vormen volgens hen geen bewijs dat de Tien Geboden nog steeds van kracht zijn. Dat argument willen we in dit artikel behandelen.
Het vierde gebod luidt: ‘Gedenk den sabbatdag, dat gij dien heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; Maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN uws Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is; Want in zes dagen heeft de HEERE den hemel en de aarde gemaakt, de zee, en alles wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de HEERE den sabbatdag, en heiligde denzelven’, Ex. 20:8-11.
Zoals het gebod zelf ons eraan herinnert, werd de sabbat niet alleen ingesteld met de decaloog op de berg Sinaï; het is een scheppingsordening. Net als het huwelijk, het gezin (Gen. 1:28) en de menselijke regering, begon de sabbat met de schepping en niet met de Mozaïsche wet. Het is niet slechts een tijdelijke Joodse instelling of slechts een voorschrift van de zedelijke wet. Hij is blijvend, duurt net zo lang als de schepping zelf en behoort tot de instellingen die zullen blijven bestaan tot Christus wederkomt.
We moeten de sabbat gedenken, niet alleen omdat God er een gebod over gaf vanaf de berg Sinaï, maar om deze reden: ‘Want in zes dagen heeft de HEERE den hemel en de aarde gemaakt, de zee, en alles wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de HEERE den sabbatdag, en heiligde denzelven.’ Bij de schepping ‘zegende de HEERE de sabbatdag en heiligde denzelven’ en deed dat voor altijd. Jezus bedoelde dat toen Hij zei: ‘De sabbat is gemaakt om den mens, niet de mens om den sabbat’ (Markus 2:27). Van alle geboden hoefde het vierde dus minder herhaald te worden dan enig ander gebod.
Een ander argument voor de aloude geldigheid van het sabbatsgebod is Jezus’ woord tegen de Farizeeën toen Hij met hen in discussie ging over de sabbat: ‘Zo is dan de Zoon des mensen een Heere ook van den sabbat’ (28). De sabbat, zo stelt Hij, behoort Hem toe als Heere en Schepper van alles, en niet aan Mozes. Dit was ook de reden waarom Hij de dag kon veranderen, terwijl Hij de instelling behield. De sabbat is in Openbaring 1:10 heel nadrukkelijk ‘de dag des Heeren’. Daarom was Jezus nauwgezet in het naleven van de sabbat, want Hij had geen tijd voor de onzin van de Farizeeën. Sterker nog, God Zelf hield de sabbat nadat Hij alle dingen had geschapen.
Dat het sabbatsgebod, dat geworteld is in de schepping van de wereld zelf, niet ongeldig is gemaakt, blijkt ook uit Hebreeën 4:8-9: ‘Want indien Jozua [Jezus] hen in de rust gebracht heeft, zo had Hij daarna niet gesproken van een anderen dag. Er blijft dan een rust [letterlijk een sabbat of sabbat-houden] over voor het volk Gods.’
Een ander argument tegen de duurzaamheid van het vierde gebod is, dat elke dag speciaal zou moeten zijn voor de christen en dat hij elke dag zou moeten ‘benaarstigen [1]… om in die rust in te gaan’ (11). Wij ontkennen de waarheid hiervan niet. De Heidelbergse Catechismus schrijft in zijn uitleg van het vierde gebod voor: ‘dat ik al de dagen mijns levens van mijn boze werken ruste, den Heere door Zijn Geest in mij werken late, en alzo den eeuwigen sabbat in dit leven aanvange’ (antw. 103). Dat is echter geen argument tegen een sabbatsgebod. Gods gebod dat we leven van ons werk en van het zweet onzes aanschijns (Gen. 3:19) wordt niet opgeheven doordat Hij speciale dagen aanwijst waarop werken verboden is.
Toch beweren de tegenstanders van de Tien Geboden dat, omdat het gebod en de schepping zelf de zevende dag voorschreven en de dag voor de eredienst in het Nieuwe Testament de eerste dag van de week is (velen geloven niet dat er een speciale dag voor de eredienst in het Nieuwe Testament is), de twee niet hetzelfde kunnen zijn. Dus, zeggen ze, is het feit alleen al dat christenen op een andere dag de eredienst houden een bewijs tegen de blijvende geldigheid van de Tien Geboden.
Wij geloven dat de verandering van dag geen verandering van de instelling zelf is, noch een opheffing van de instelling. Het is alleen een verandering in de omstandigheden of bijzonderheden, niet in de wezenlijke kern van het gebod. Toen de maximumsnelheden in 1973 in heel Amerika werden verlaagd als reactie op een wereldwijde oliecrisis, was de verandering in maximumsnelheden geen verandering van het principe dat er grenzen zouden moeten zijn aan de snelheid waarmee automobilisten rijden.
De ‘eerste dag der week’ (Hand. 20:7; 1 Kor. 16:2) is de dag voor de prediking en het breken van het brood in het Avondmaal (Hand. 20:7-12), en voor het houden van collectes voor noodlijdende kerken (1 Kor. 16:1-2), een dag die bekend staat als ‘de dag des Heeren’ (Openb. 1:10), omdat het een speciale verbinding heeft met de Persoon en het werk van de Heere Zelf. Dit is de dag waarop de gemeente samenkomt voor de eredienst (bijv. 1 Kor. 11:17, 20; 14:23-26; Heb. 10:25; Jak. 2:2).
Maar hoe kunnen we er zelfs maar zeker van zijn dat de dag werd veranderd, aangezien er geen uitdrukkelijk gebod is dat ons zegt dat we op de eerste dag der week moeten samenkomen in plaats van op de zevende?
De opstanding van Christus (Matth. 28:1; Markus 16:1; Lukas 24:1; Joh. 20:1), en Zijn verschijningen aan de vrouwen en Zijn discipelen wanneer zij bijeen waren (Matth. 28:2-10; Markus 16:2-14; Lukas 24:2-49; Joh. 20:2-29), en de uitstorting van de Heilige Geest (Hand. 2:1-41; vgl. Lev. 23:15-16) op de eerste dag der week, komen neer op een gebod. Met andere woorden, Jezus gebiedt de inachtneming van de eerste dag der week niet met woorden maar met voorbeelden. Deze grote verlossingswerken – de opstanding van Christus (en de verschijningen na de opstanding) en de uitstorting van de Geest – allemaal op dezelfde dag, bewijzen zonder enige twijfel dat de eerste dag der week speciaal is.
De Grote Catechismus van Westminster verklaart: ‘Het vierde gebod vereist van alle mensen het heiligen of heilig houden voor God van de vastgestelde tijden die Hij in Zijn Woord heeft ingesteld, met name één hele dag in zeven dagen; die de zevende dag was vanaf den beginne der wereld tot aan de opstanding van Christus, en sindsdien de eerste dag der week, en zo zal voortduren tot aan het einde der wereld; die de christelijke sabbat is [Deut. 5:12-14; Gen. 2:2-3; 1 Kor. 16:1-2; Hand. 20:7; Matth. 5:17-18; Jes. 56:2, 4, 6-7], en in het Nieuwe Testament de dag des Heeren wordt genoemd [Openb. 1:10]’ (antwoord 116).
Sabbat betekent ‘rust’ en verwijst naar de geestelijke rust die Jezus belooft in Mattheüs 11:28-30: ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen. Want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.’ Als dat is wat Jezus belooft, dan is het niet verrassend dat Hebreeën 4:9 ons zegt dat er een rust overblijft voor het volk van God. Het zou ook duidelijk moeten zijn dat de dag van de week niet wezenlijk is voor die rust, maar onderhevig is aan verandering, zoals die werd veranderd door de grote verlossingswerken die op de eerste dag der week plaatsvonden.
We zijn het eens met degenen die zeggen dat de verandering van dagen het verschil tussen het Oude en Nieuwe Testament weerspiegelt. In het Oude Testament lag de beloofde rust nog in de toekomst en was het gepast dat de rustdag aan het einde van de week zou komen. Nu echter, in het Nieuwe Testament, is de Rustgever Zelf gekomen en heeft door Zijn zaligmakende werk ons doen ‘gaan in de rust’ (Hebr. 4:3). Daarom is het gepast dat de rust aan het begin van de week is en dat de resterende dagen vanuit die volbrachte rust geleefd worden.
Dit alles is onderdeel geweest van ons argument voor de bestendigheid van de zedelijke wet, samengevat in de Tien Geboden. Voor het gelovige hart is het grootste argument voor de duurzaamheid van de zedelijke wet de zegen die in het Woord van God beloofd wordt aan hen die Zijn geboden liefhebben en onderhouden. Zij zijn het die met de psalmist zeggen: ‘De wet des HEEREN is volmaakt, bekerende de ziel; de getuigenis des HEEREN is gewis, den slechte wijsheid gevende. De bevelen des HEEREN zijn recht, verblijdende het hart; het gebod des HEEREN is zuiver, verlichtende de ogen. De vreze des HEEREN is rein, bestaande tot in eeuwigheid; de rechten des HEEREN zijn waarheid, tezamen zijn zij rechtvaardig. Zij zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel fijn goud; en zoeter dan honing en honingzeem. Ook wordt Uw knecht door dezelve klaarlijk vermaand; in het houden van die is groot loon. (19:8-12). Zij ervaren de waarheid van Psalm 119:1-2: ‘Welgelukzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet des HEEREN gaan. Welgelukzalig zijn zij die Zijn getuigenissen onderhouden, die Hem van ganser harte zoeken.’
[1] In het Engels staat er ‘werken’ of ‘arbeiden’.
Covenant Reformed News, december 2024, jaargang 20, nummer 8
Source: Covenant Reformed News – December 2024 • Volume XX, Issue 8