Ronald Hanko
Er zijn velen die liever het Evangelie een “aanbod” noemen als een oproep. Het is op zijn zachtst gezegd belangwekkend dat de Schrift nooit het woord “aanbod” gebruikt om het Evangelie te beschrijven. Wij hebben geen bezwaar tegen het woord “aanbod” als zodanig. In de oudere betekenis betekent het alleen dat er in het Evangelie een “voorstellen” [laten zien of vertonen; vertaler] van Christus is. De Grote Westminster Catechismus omschrijft bijvoorbeeld een aanbod van Christus als een “getuigenis dat een ieder die in Hem gelooft, zalig zal worden.”[1]
In zijn hedendaagse betekenis echter doet het woord “aanbod” denken aan en wordt gebruikt om te leren dat God alle mensen liefheeft en ieder van hen zalig wil maken. Dat Hij door het Evangelie een poging doet om ze allemaal zalig te maken. Of een zondaar al dan niet zalig wordt, is afhankelijk van zijn wil. Deze leringen zijn allemaal in strijd met de Schrift.
De Schrift leert niet dat God alle mensen liefheeft (Ps. 11:5; Joh. 13:1; Rom. 9:13). Ook leert het niet dat God probeert hen allen zalig te maken (Jes. 6:9-11; Rom. 9:18; 2 Kor. 2:14-16). Het leert zeker niet dat God bij het zaligen van zondaars verijdeld kan worden door hun onwil, of dat Hij wacht, als het ware met de pet in de hand, totdat zij Zijn zaligheid “aanvaarden” (Ps. 115:3; Joh. 6:44; Rom. 9:16; Ef. 2:8-9). Om deze redenen spreken we liever niet over het Evangelie als een “aanbod.”
Een oproep is iets anders dan een aanbod. Het herinnert ons aan de soevereiniteit van God. Hij roept als Koning zondaars op om het Evangelie te geloven en te gehoorzamen. Het geeft zelfs te kennen dat Hij sommigen daadwerkelijk tot zaligheid brengt door Zijn soevereine roeping. Als we bedenken dat het God is Die roept, is het niet moeilijk om dit te begrijpen. Hij is degene Die “roept de dingen die niet zijn, alsof ze waren” (Rom. 4:17).
Die roep wordt gehoord in de prediking van het Evangelie. Het wordt krachtdadig gemaakt tot zaliging door het inwendig werk van de Heilige Geest. Daardoor horen sommigen die oproep niet alleen, maar gehoorzamen ook. God in Christus is het Die door het werk van de Geest roept, niet de prediker. De predikant is slechts een instrument.
Dat is de reden waarom de goddelozen veroordeeld worden voor hun ongehoorzaamheid als ze weigeren aan de oproep gehoor te geven. Door hun ongeloof weigeren zij niet alleen een mens, maar de levende God Zelf, zoals Hij spreekt door Zijn eniggeboren Zoon. Dat is ernstig.
Het is ook de reden waarom de prediker niets anders dan de Schrift moet brengen. Wie hoort, moet Gods Woord horen, niet de opvattingen, filosofieën, politieke commentaren, enz. van de prediker. De prediker moet zelfs oppassen dat hij de soevereine roeping van God niet verdoezelt door allerlei onnodige bedel- of opdringerige ‘verkooptactieken’ toe te voegen, waardoor de indruk ontstaat dat God wacht op de wil van zondaars.
Het moet in de prediking van het Evangelie duidelijk zijn, dat God soeverein geloof en bekering van zondaars eist – dat Hij, de Almachtige, de Rechter van hemel en aarde, gehoorzaamheid vereist en ongehoorzaamheid zal bestraffen. Door zo’n prediking worden zondaren gered en wordt God verheerlijkt.
(Ronald Hanko, Doctrine According to Godliness [Jenison, MI: RFPA, 2004], pp. 191-192)