Menu Close

Christus’ armoede, onze rijkdom / Christ’s Poverty, Our Riches

      

Ds. M. DeVries

‘Want gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden’ (2 Kor. 8:9).

Wat is uw houding nu we een nieuwe adventstijd ingaan? Het is heel gemakkelijk om bijna helemaal bezig te zijn met de alledaagse, oppervlakkige dingen van het vakantieseizoen. We kunnen het druk hebben met versieren, winkelen en het gepuzzel met onze plannen en financiën. Velen klagen over het grove materialisme en de commercialisering van het seizoen. Hoe noodzakelijk is het dat we ons toeleggen op de geestelijke rijkdommen die in Bethlehem geopenbaard worden, de rijkdom waarover de apostel Paulus spreekt in dit Woord van God!

     

Zijn armoede

De apostel benadrukt dat Christus rijk was: ’daar Hij rijk was…’. Daar kan natuurlijk geen discussie over zijn. Christus was rijk op een manier die ons bevattingsvermogen te boven gaat. Paulus verwijst naar de rijkdom van Christus’ eeuwige Godheid. Want Hij is de tweede persoon van de heilige Drie-eenheid, de eeuwige Zoon van God. Als zodanig is Christus gelijk aan de Vader en aan de Heilige Geest. Deze evengelijkheid betekent dat alle deugden van de Godheid aan Christus toebehoren. Alles wat God tot de oneindige, almachtige en alles te boven gaande Ene maakt, behoort ook aan Christus binnen de Drie-eenheid, evenals aan de Vader en Geest. En in de eeuwige Godheid bezit Christus ook al de volheid van de zaligheid van Gods verbondsleven. Hij was werkelijk rijk! Alle volmaaktheid, vreugde, zaligheid en opperste geluk van dat volle en volmaakte verbondsleven, dat Gods ware natuur en leven is, was (en is) het volledige eigendom van Christus.

Maar, ’dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was…’. Het kan zeker niet betekenen dat toen Hij arm werd, Christus de rijkdommen achter Zich liet die Hij eeuwig als God bezit. Die indruk krijgen we misschien wel, maar dat kan niet de bedoeling zijn. Bethlehem betekent niet dat, toen Christus geboren werd, Hij Zijn heerlijkheden en rijkdommen achter Zich liet, zodat Hij ophield God te zijn. Hij legde Zijn rijkdommen ook niet weloverwogen opzij. Dit zou in strijd zijn met wat de apostel Johannes aan het begin van zijn Evangelie verklaart: ‘En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid.’[1] ‘Christus Jezus is niet arm geworden zoals een zeer rijk man zijn rijkdommen kan verliezen door bijvoorbeeld een ramp.

Hoe schijnbaar tegenstrijdig het ook moge klinken, de gedachte is eigenlijk dat Hij arm was, rijk zijnde. Waar het om gaat is, dat Christus God bleef, zelfs toen Hij geboren werd uit de maagd Maria in de beestenstal van Bethlehem. En dat is uiteraard nu precies het wonder van de geboorte van Christus. Het is niet zo dat Hij Die God was, mens werd en Zijn Godheid achter Zich liet. Het wonder is dat Christus mens werd terwijl hij God bleef! Christus, als de tweede persoon van de Drie-eenheid, verenigt in deze ene Goddelijke Persoon een volkomen menselijke natuur en een volkomen Goddelijke natuur. Het is het geheimenis van de vleesgeworden God waarover Paulus spreekt — Immanuël, God met ons.

Het feit blijft echter dat Christus’ Goddelijkheid verborgen was achter het voorhangsel van Zijn menselijke natuur. Het werd enigermate voor ons verborgen door het feit dat Christus mens werd. En vergeet niet dat Hij een mens is geworden, Die in alle dingen ons gelijk geworden is, uitgenomen de zonden die wij begaan. Hij werd een Man, Die een verzwakte menselijke natuur omdroeg – een menselijke natuur die onderworpen was aan honger en dorst, aan ziekte en vermoeidheid, aan ziekte en dood.

Dit is wat Paulus kenbaar maakt wanneer hij ons zegt dat Christus arm werd. U herinnert zich de armoede van Bethlehem, nietwaar? Jozef en Maria waren naar Bethlehem gereisd, het nederige Bethlehem, om ingeschreven te worden voor de belasting naar het besluit van keizer Augustus. Op zoek naar onderdak in de herberg ontdekken ze dat er geen plaats voor hen is. Het stadje puilt uit van de aanwezigen voor de inschrijving. Er was voor hen geen onderdak te vinden in de stad. Ze worden gedwongen om onderdak voor de nacht te vinden in een stal. Dat was waarschijnlijk niets anders dan een grot aan de rand van de stad, waar passerende karavanen hun dieren voor de nacht zouden stallen. De smerige en vuile stal was de enige schuilplaats voor de Christus. Alle pogingen door de eeuwen heen om hier een aangename plek van te maken, zijn mislukt! Het was vies en lelijk; het stonk en was onaangenaam; het was donker en smerig. De meeste van onze moderne schuren zijn schoon, licht, hygiënisch, zelfs luxueus in vergelijking met die stinkende stal. Christus werd geboren in verschrikkelijke armoede. Het had nauwelijks erger kunnen zijn.

Maar deze armoede, die Christus’ deel was toen Hij in de wereld kwam, ging Zijn hele leven door. Christus bezat nooit iets dat Hij het Zijne kon noemen. Zelfs niet de klederen die Hij droeg! Toen iemand, die schijnaar een discipel wilde worden, zijn stem verhief om Jezus te volgen, waarschuwde Jezus hem: ‘De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels nesten; maar de Zoon des mensen heeft niet waar Hij het hoofd nederlegge’ (Matth. 8:20). Toen Hij ten slotte gekruisigd werd, zijn Hem door de wrede soldaten de klederen afgenomen. Zij vermaakten met het werpen van het lot in de schaduw van het kruis. Reeds door de psalmist had Christus hierover gesproken, toen Hij uitriep: ‘Zij delen Mijn klederen onder zich, en werpen het lot over Mijn gewaad’ (vgl. Ps. 22:19). Ja, bij Zijn geboorte zien we Christus’ armoede. Alles wat Hij heeft zijn doeken, geen mooie gewaden, en een kribbe, geen paleis, en nu zal zelfs dat van Hem worden afgenomen. Hij werd zo volkomen gehaat door al Zijn vijanden, dat ze Hem uiteindelijk beroofden van alles wat Hij bezat, zelfs van Zijn leven.

Toch was de verschrikkelijke armoede van Bethlehem een teken! Denk eraan dat de herders in de heerlijke nacht door de engel werden bezocht. Hij vertelde over de geboorte van Christus. In die tijd maakte de engel heel duidelijk dat deze armoede hen een teken was: ‘En dit zal u het teken zijn: Gij zult het Kindeken vinden in doeken gewonden en liggende in de kribbe’ (Lukas 2:12). Waarvan was die armoede een teken? Het was een teken van de armoede van de menselijke natuur, die Christus aannam. We kunnen de volledige werkelijkheid van deze armoede en het lijden, dat Christus daardoor heeft doorstaan, niet bevatten. God werd een mens! Hij, Die almachtig was, werd zwak en hulpeloos – een klein kind in de armen van Zijn moeder, een man onder de mensen. Hij, Die eten en drinken schiep, werd hongerig en dorstig. Hij, Die de kracht van het leven in Zich bezat en van niemand afhankelijk was, werd moe en had slaap nodig. Hij, Die boven de wet stond en die de wet gemaakt had, was nu onder de wet geboren, verplicht om alle vereisten van de wet uit te voeren en onderworpen aan de straffen ervan.

Toch was dit alles zeker niet het ergste van Christus’ lijden. Hij moest Zijn hele leven lang de last van Gods toorn doorstaan. Hij, Die de gemeenschap met de Vader en de Heilige Geest had geproefd en ondervonden, moest nu Gods toorn ervaren. Er is hier ook in de verborgenheid van de menswording iets wat we niet kunnen begrijpen. We weten uit de Schrift dat Gods Woord luidde: ‘Gij zijt Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb.’[2] Maar tegelijkertijd droeg Christus Zijn hele leven lang Gods toorn. Bethlehem en de armoede daar, was er een teken van. Maar dit alles was, omdat Christus de zonden en schuld van Zijn volk droeg. Hij was arm, omdat de last van onze zonde en schuld op Hem rustte. Die armoede bereikte zijn hoogtepunt aan het kruis. Hij werd arm door de zonde en schuld, die ons toebehoorden, tot de Zijne te maken.

    

Zijn armoede om onzentwil

En daar ligt hier de nadruk op! Paulus heeft het niet alleen over de geboorte van de Heiland, het wonder van de menswording. Hij dringt er zeer nadrukkelijke op aan, dat dit allemaal vanwege ons was: ‘dat Hij om uwentwil is arm geworden.’ Alle armoede van Christus was om ons. Daarom spreekt Paulus over de genade van onze Heere Jezus Christus. Hij begint dit vers met de woorden: ‘Want gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus…’ Het feit dat genade aan Christus wordt toegeschreven, geeft aan dat genade hier verwijst naar onverdiende gunst. Het is datgene wat staat tegenover schuld, of werken die iets verdienen of recht geven, of verplichting. Genade is onverdiend, zonder er recht op te hebben! Het is een gunst die aan iemand wordt verleend, hoewel het voorwerp van die gunst het geheel onwaardig is.

De gedachte is daarom dat Christus, toen Hij in de wereld kwam en arm werd, daar Hij rijk was, een volkomen onverdiende gunst voor Zijn volk openbaarde, waarop zij in het geheel geen recht hadden. Die ontzettende armoede, die kenmerkend is voor het leven van Christus, was iets dat Hij gewillig op Zich nam, omdat Christus genadig was jegens Zijn volk. De nadruk ligt op Christus’ volmaakte gehoorzaamheid en gewilligheid om te lijden. Het spreekt tot ons van die heerlijke waarheid dat, hoewel het voor Christus onbeschrijfelijk pijnlijk was om zo arm te worden, Hij niettemin vurig en verlangend deze armoede aangreep, want de diepste drijfveren van Zijn hart waren ten gunste van de mensen die Hij liefhad. Geen prijs was te hoog om voor hen te betalen; geen vernedering te bitter; geen leed te groot; geen armoede te diep.

Maar wat deze genade zo wonderbaarlijk maakt, is het feit dat Hij om onzentwil arm is geworden omdat wij zo heel, heel arm zijn! O, niet in natuurlijk[3] opzicht. Het is waar, we zijn misschien in het natuurlijke niet rijk. We kunnen het financieel moeilijk hebben. Maar over het algemeen hebben we een overvloed aan stoffelijke dingen. Ongetwijfeld krijgt u in deze tijd van het jaar veel mooie geschenken.[4] Maar vergeet niet dat stoffelijke rijkdom niets betekent! Geestelijk zijn we van nature zeer arm. We zijn straatarm, geestelijk bankroet in onszelf. Deze armoede is de verschrikkelijke armoede van de zonde, van de dood, van de vloek, van de hel! Het is een armoede die veel verschrikkelijker is dan de ergste stoffelijke armoede. Erkent u dat dit uw armoede is? De hele kerk, waarvoor Christus stierf, is arm, geestelijk berooid. Denk aan de verdorven schare waarvoor Christus stierf, aan de ellendige zondaars die we allemaal zijn, zelfs nu nog. Als u denkt aan uw eigen verschrikkelijke armoede, de armoede van een natuur die geheel verdorven is, dan ziet u iets van de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij, rijk zijnde, om onzentwil arm is gemaakt.

Er is geen andere verklaring voor dan genade – onverdiende gunst. Christus was niet verplicht om in onze armoede te komen. Hij hoefde niet naar Bethlehem te komen! Hij hoefde u en mij zeker niet te verlossen! Het was genade! Het was onze armoede die de noodzaak schiep voor die afschuwelijke, stinkende stal in Bethlehem waarin Christus werd geboren. Probeer niet, zoals zovelen doen, om van die stal een gezellige, mooie plek te maken. Het spreekt over onze zonden en de diepten van onze armoede. Het is onze schande!

    

Onze rijkdom

Toch worden we door Zijn armoede rijk gemaakt! Ziet u, de armoede van Christus was de enig mogelijke weg tot onze rijkdom. God moest mens worden. Christus moest onze armoede ingaan. Hij, Die God was! Er was geen andere weg. Hij moest onze last dragen! Hij moest onze schuld betalen! Alleen door Zijn armoede kunnen we rijk worden. Natuurlijk, Christus werd als eerste rijk. Hij droeg volmaakt de last van Gods toorn. De profeet Jesaja kon zeggen: ‘Hij is bij den rijke in Zijn dood geweest’ (Jes. 53:9). Christus werd uit de dood opgewekt en tot hoogste heerlijkheid verheven. Hij werd verhoogd aan de rechterhand van de Vader en werd de Vorst van het heelal. Hij werd vervuld met de Geest en de zegeningen van de zaligheid en verkreeg de erfenis van de hemel tot Zijn eigendom. Hij werd rijk! Hem werd een Naam gegeven boven alle naam! Want Hij was de Armste van de armen, maar daardoor wordt Hij de Rijkste van de rijken!

En het is op deze wijze dat we rijk worden gemaakt! Omdat Hij voor ons arm werd, werden wij rijk door Zijn armoede. We zijn verlost van de verschrikkelijke armoede van zonde, dood, schuld en hel. We zijn opgewekt tot in de heerlijkheid van de hemel! We krijgen rijkdommen die onze stoutste verbeelding te boven gaan – al de zegeningen van de verlossing! We worden ten hemel genomen om het gehele verloste heelal te beërven, zelfs om er voor altijd met Christus over te regeren. Aan die rijkdom kunt u geen prijskaartje hangen! U kunt er geen geldwaarde aan hechten! Ze zijn groter dan de hele wereld. En zij zijn van ons door genade alleen, omdat Christus voor ons arm werd, onze armoede inging, opdat wij zouden delen in Zijn rijkdommen.

Laten we dit Evangelie van soevereine genade overdenken. Laten we in deze adventstijd een geestelijke pelgrimstocht naar Bethlehem maken. Zie daar de schande van de nederige stal en de doeken. Bedenk dat het uw schande is en de mijne. Bedenk ook dat Christus alleen op deze wijze plaats kan maken in onze straatarme harten en Zichzelf kan openbaren als onze gezegende Verlosser. Het verhaal van Kerst is het verhaal van de rijkdom van de zaligheid – verlossing door genade. Laten we ons verheugen in de onuitsprekelijke rijkdom die we in Christus Jezus hebben! O kom, laten we Hem aanbidden!

The Standard Bearer, jaargang 95, nummer 5, 1 december 2018.
Link naar het artikel: https://sb.rfpa.org/christs-poverty-our-riches

Voor meer Nederlandstalige artikelen, klik hier.

[1] Johannes 1:14 (vert.)
[2] Markus 1:11 (vert.)
[3] Of stoffelijk, materieel, in aardse goederen (vert.)
[4] Een gewoonte om met Kerst elkaar cadeaus te geven
Show Buttons
Hide Buttons