Martyn McGeown
Ds. Derek Dunn herhaalde in de krant “Ballymena Times” (15 februari 2006) de mythe dat God iedereen liefheeft. God heeft de wereld lief, maar in de Schrift betekent dat zelden het gehele menselijke geslacht (Joh. 7:4; 12:19; Hand. 17:6; I Kor. 11:32). In het Oude Testament had God alleen het volk Israël lief (Deut. 7:7), maar zelfs toen niet elke Israëliet, “want die zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn” (Rom. 9:6). In het Nieuwe Testament heeft God zondaren uit elke natie lief, vandaar de term “wereld”. Vaak wordt ontkend dat God sommige zondaars, zowel hen als hun zonden, haat. God haatte bijvoorbeeld Ezau (Rom. 9:13) en Hij “haat alle werkers der ongerechtigheid” (Ps. 5:6).
Christus kwam om alleen diegenen zalig te maken die God liefheeft. Niet Judas, Herodes, Pilatus of iemand anders “welker namen niet zijn geschreven in het boek des levens van de grondlegging der wereld” (Openb. 17:8). Integendeel, Christus kwam om diegenen zalig te maken die de Vader Hem had gegeven (Joh. 6:37-39; 17:2). Christus zegt dat “Hij de Zijnen, die in de wereld waren, liefgehad had” (Joh. 13:1), dus niet iedereen in de wereld. Uitverkoren zondaren zijn In Christus bemind (Ef. 1:4-6), maar zondaars buiten Christus worden door God gehaat, want God heeft “geen lust aan goddeloosheid” (Ps. 5:5) maar “heeft gerechtigheden lief” (Ps. 11:7). Christus stierf uit liefde voor Zijn geliefde schapen, maar Hij stierf noch bad voor de bokken (Joh. 10:26-27; 17:9).
Gods liefde is krachtdadig. Hij maakt werkelijk de voorwerpen van Zijn liefde zalig. Gods liefde zoekt degenen die Hij liefheeft op en zorgt ervoor dat de ontvangers van die liefde Hem wederkerig liefhebben (1 Joh. 4:19). Omdat God niet verplicht is om iemand lief te hebben, maar vrijelijk verkiest lief te hebben wie Hij wil, heeft de mens geen reden tot klagen (Rom. 9:13-20). Te leren dat God iedereen liefheeft (zelfs degenen die in de hel terechtkomen) is Gods kind van troost te beroven en “de handen des goddelozen [te sterken], opdat hij zich van zijn bozen weg niet afkeren zou, belovende hem het leven” (Ez. 13:22, [Eng. Vertaling]).
Sommigen vragen zich misschien af, als God niet iedereen liefheeft, waarom de Bijbel dan algemene bewoordingen gebruikt, zoals dat de Heere niet wil “dat enigen verloren gaan” (2 Petr. 3:9) of “want een iegelijk die den Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden.” (Rom. 10:13). Dergelijke bezwaren gaan voorbij aan de context en tonen onwetendheid wat de taal betreft. We gebruiken vaak algemene bewoordingen. Als de leraar vraagt: “Heeft iedereen een pen?”, dan bedoelt hij alleen zijn klas. Als een vader zegt: “Iedereen in de auto!”, heeft hij alleen zijn eigen gezin op het oog. Denk aan Matth. 10:22 (“gij zult van allen gehaat worden”), Joh. 3:26 (“zij komen allen tot Hem”), Hand. 19:19 (“en verbranden ze [hun boeken] in aller tegenwoordigheid”) en Rom. 16:19 (“uw gehoorzaamheid is tot kennis van allen gekomen”). In deze Schriftplaatsen kan “alle mensen” [of: allen en aller in de Nederlandse vertaling; vertaler] niet worden opgevat als zijnde het gehele menselijke geslacht. Zo betekent, “een iegelijk”: al degenen die … Het betekent niet iedereen. “Een iegelijk die gelooft” (Joh. 3:16) betekent: allen die geloven of alle gelovigen.
2 Petrus 3:9 is geschreven als antwoord op de spotters en om troost te bieden aangaande de bespeurde vertraging van de wederkomst van Christus. De Heere is niet wedergekeerd, omdat God lankmoedig is “over ons”. God is niet lankmoedig ten opzichte van iedereen. God wil niet dat Zijn volk (“ons”) verloren gaat, en aangezien de “lankmoedigheid van God zaligheid is” (2 Petr. 3:15), zullen allen voor wie God lankmoedig is, zalig worden.
Zo ook betekent “Een iegelijk die den Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden” (Rom. 10:13) niet dat iedereen de Naam van de Heere kan of zal aanroepen. Gods Woord leert dat zondaars God haten (Rom. 8:7) en Zijn Naam niet aanroepen. Jesaja klaagt: “Er is niemand die Uw [d.w.z. Gods] Naam aanroept” (Jes. 64:7) en Paulus schrijft: “Er is niemand die God zoekt” (Rom. 3:11). Dat sommigen God aanroepen, is het werk van Gods Geest, Die sommigen genadiglijk geloof en bekering geeft (Hand. 11:18; Ef. 2:8; Fil. 1:29), maar anderen verblindt en verhardt Hij (Joz. 11:20; Matth. 11:25; Joh. 12:40; Rom. 9:18).