Ds. Ron Hanko
We behandelen vriendschap-evangelisatie in antwoord op een verzoek van een lezer: “Ik zou willen vragen of er iets geschreven kan worden over de vergelijking en/of tegenstelling tussen vriendschap met de wereld die vijandschap is met God en vriendschap met ongelovigen met als doel om het Evangelie te kunnen delen.”
Vriendschap-evangelisatie of relationele evangelisatie is vrienden maken met ongelovigen en hen in huis en leven opnemen om zo mogelijkheden te scheppen om het Evangelie met hen te delen. Een ‘Life on Life’ website suggereert dat een eerste stap om deze wijze van discipelschap vorm te geven is een relatie aan te gaan met een ongelovige.
De Bijbel is echter duidelijk dat we geen vrienden behoren te zijn met ongelovigen. Onze lezer verwijst in de vraag naar Jakobus 4:4: ‘Overspelers en overspeelsters, weet gij niet dat de vriendschap der wereld een vijandschap Gods is? Zo wie dan een vriend der wereld wil zijn, die wordt een vijand Gods gesteld.’ Dat is krachtige taal, inclusief de verwijzing naar degenen die niet luisteren naar wat Jakobus zegt als ‘overspelers en overspeelsters’. Ze zijn zulke namen waard omdat vriendschap met de wereld ontrouw is aan God.
Er zijn ook andere Schriftgedeelten. 2 Korinthe 6:14-18 zegt: ‘Trekt niet een ander juk aan met de ongelovigen; want wat mededeel heeft de gerechtigheid met de ongerechtigheid, en wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis? En wat samenstemming heeft Christus met Belial, of wat deel heeft de gelovige met den ongelovige? Of wat samenvoeging heeft de tempel Gods met de afgoden? Want gij zijt de tempel des levenden Gods, gelijkerwijs God gezegd heeft: Ik zal in hen wonen en Ik zal onder hen wandelen, en Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mij een volk zijn. Daarom, gaat uit het midden van hen en scheidt u af, zegt de Heere, en raakt niet aan hetgeen onrein is, en Ik zal ulieden aannemen. En Ik zal u tot een Vader zijn, en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Heere, de Almachtige.’
Het Oude Testament komt met dezelfde boodschap: ‘Israël dan zal zeker alleen wonen’ (Deut. 33:28). Toen Jósafat, koning van Juda, ten strijde trok tegen de goddeloze koning Achab van Israël, werd hij door de profeet Jehu vermaand: ‘Zoudt gij den goddeloze helpen en die den HEERE haten, liefhebben? Nu is daarom over u van het aangezicht des HEEREN grote toornigheid’ (2 Kron. 19:2).
Deze Schriftgedeelten geven de antithese weer, de geestelijke scheiding en tegenstelling die bestaat tussen de gelovige en de ongelovige. Deze moeten de gelovigen in hun leven handhaven. We mogen niet met ongelovigen trouwen (1 Kor. 7:39), geen vriendschap sluiten met de goddelozen en de wereld (Jakobus 4:4), of welke relatie dan ook aangaan met een ongelovige hetwelk een ander juk is (2 Kor. 6:14), dat wil zeggen zakelijke partnerschappen, vriendschappen en wereldse zaken en doeleinden. Waarom? Omdat we geestelijk anders zijn, niet vanuit onszelf maar uit genade.
Als reden wordt vaak aangevoerd dat de gelovige door zich aan te sluiten bij de goddelozen een verschil kan maken, “een zout en een licht” kan zijn en de wereld waarin hij leeft, of de persoon met wie hij of zij trouwt, of de ongelovige vrienden die hij maakt, kan veranderen. Het gevaar is echter dat, in plaats van de ongelovige of de wereld te veranderen, de gelovige zelf wordt veranderd. Zoals iemand eens zei: “Eén druppel gif vervuilt een grote hoeveelheid water, maar grote hoeveelheden water verdunnen het gif niet voldoende om het minder gevaarlijk te maken.” Dat is het punt in Haggaï 2:11-13. Wanneer wat heilig is in contact komt met wat onrein is, wordt het heilige onrein, maar het onreine wordt niet heilig.
Matthéüs 5:13-16 rechtvaardigt deze handelswijze van de kant van de christen ook niet. Hun uitleg van dit gedeelte is dat gelovigen samengevoegd met ongelovigen, hen minder donker maken en op smaak brengen. Door vrienden te zijn van de wereld en zich met hen samen in te spannen, hun doelstellingen over te nemen, op die manier is de gelovige geroepen om de wereld te veranderen en minder donker, minder smakeloos te maken. Dat is een totaal verkeerde uitleg van dit Schriftgedeelte. Dat gelovigen het licht der wereld zijn, betekent niet dat zij geroepen zijn om de duisternis van deze wereld een beetje minder donker te maken, maar verwijst naar het feit dat zij in deze door de zonde verduisterde wereld het enige licht zijn. Dat zij het zout der aarde zijn, betekent niet dat zij geroepen zijn om deze wereld minder ‘smakeloos’ te maken en een goede uitwerking te hebben op de cultuur van deze wereld. Al het zout in de wereld kan rot vlees niet herstellen. Het betekent eerder dat zij, door genade, het enige in de wereld zijn dat enige smaak heeft. In plaats van een uitnodiging om zich te vermengen met en vrienden te maken uit de wereld, beschrijft dit gedeelte in feite de antithese, het grote geestelijke verschil tussen de gelovige en de ongelovige, de kerk en de wereld.
Als lichten in de wereld is het onze roeping om ons licht te laten schijnen, niet om deze wereld minder donker te maken, maar als een getuigenis dat God gebruikt om de Zijnen te verlossen: ‘Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken’ (vers 16). Dat noemen we getuigen en dat is de roeping van elke gelovige. De gelovige getuigt door desgevraagd een verantwoording te geven van de hoop die in hem is (1 Petr. 3:15). Dit is iets waartoe hij de gelegenheid heeft wanneer de ongelovige ziet dat hij anders is in zijn werk, huwelijk, gezinsleven, de onderhouding van de rustdag en houding ten opzichte van anderen. De gelovige is een getuige wanneer hij goed doet aan anderen die niet geloven: ‘Hebt uw vijanden lief; zegent hen die u vervloeken; doet wel dengenen die u haten; en bidt voor degenen die u geweld doen en die u vervolgen’ (Matth. 5:44). Maar dat is iets anders dan vrienden met hen te worden en hen in iemands leven op te nemen. Soms is dat het enige getuigenis[1] dat hij heeft wanneer hij geprobeerd heeft en het niet lukte om tot hen te spreken over de hoop die hij in Christus heeft.
Dat is echter niet wat de Bijbel evangelisatie noemt. Evangelisatie in de Schrift is de prediking van het Evangelie door degenen die door God zijn gezonden, en die dit doen namens en onder toezicht van de kerk (Handelingen 13:1-3; 14:26-27; 15:1-31; 36-41; 21:17-26). Hierover is ook veel verwarring, met jonge mannen en vrouwen die eropuit gaan om te “evangeliseren” zonder geroepen of gezonden te worden, en zonder goed toezicht of zelfs financiering. Zo’n “evangelisatie” is onordelijk, bereikt weinig en brengt vaak schande over de kerk. Elke gelovige heeft de roeping om een getuige van Jezus te zijn, maar niet iedereen is een evangelist. Iedere gelovige is geroepen om een getuige van Jezus te zijn in woord en leven, maar niet door vriendschap aan te gaan met de wereld. De kern van zijn getuigenis is het wonderbaarlijke gevolg van Gods zaligmakende genade: het onderscheid tussen hem en de ongelovige, tussen zijn leven, gezegend door God, en het leven op weg naar de hel van hen die niet geloven.
Vriendschap-evangelisatie is niet Bijbels en de organisaties die het promoten doen niets voor de zaak van Christus en Zijn koninkrijk.
[1] Namelijk zoals hiervoor beschreven, namelijk dat hij anders leeft en goed doet aan hen die niet geloven (vert.)
Covenant Reformed News, juli 2022, jaargang 19, nummer 3.